e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schapenboer schaapsboer: sxøbzbū.r (Koersel) Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b] I-12
schapenvet schapenvet: Syst. Frings  sxøpəfɛt (Koersel) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
scharrelen krabben: krabǝn (Koersel), scharren: sxārǝn (Koersel) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schede van de koe vazel: vǭ.zǝl (Koersel) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheel zien lonken: Bet: schiel kieken.  lounken (Koersel) lonken (uitspraak en betekenis) [ZND 37 (1941)] III-1-1
schei schei: sxē̜ (Koersel), scheien: sxē̜.ǝn (Koersel) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schemeren van de ogen sterogen: stēͅrugə (Koersel, ... ) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond het vallen van de avond: t vallə van d`n oavend (Koersel) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4
schenkel vars: vars (Koersel) schenkel [Goossens 1b (1960)] III-2-3
scheppen scheppen: schuppe (Koersel), schø.ppə (Koersel), sxøpən (Koersel) scheppen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND m] III-1-2