e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speculaasplank speculatievorm: spēkylǭzǝvørm (Koersel) De houten koekvorm waarin het deeg voor speculaas wordt gedrukt. [N 29, 90; monogr;] II-1
speeksel uitspuwen rochelen: roͅchələ (Koersel), spuwen: spowə (Koersel), tuffen: tøfə (Koersel, ... ) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)] III-1-1
speelkaart kaart: ən kò:rt (Koersel), speelkaart: speelkaart (Koersel) Een kaart. [ZND A1 (1940sq)] || Elk van de kaarten van het kaartspel, speelkaart [flep, flik]. [N 88 (1982)] III-3-2
speen van de koe deem: dē.m (Koersel) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Koersel, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
spekpannenkoek spekkoek: spekkoek (Koersel), met een stuk spek bij gebakken  spekkoek (Koersel) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
speldenkussen speldenkussen: spɛlǝkȳsǝn (Koersel) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spelletje spelletje: spelleke (Koersel), spelletje (Koersel) Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] III-3-2
spenen spenen: spenen (Koersel), van de tet afdoen: van ǝ tɛt ā.f˱du (Koersel) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] I-9, III-3-2
spie spie/spij: spęi̯ (Koersel) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3