17691 |
blazen |
blazen:
blō (K359p Koersel),
blōͅsən (K359p Koersel)
|
blazen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17986 |
bleek |
bleek:
hij is zoo bliək (K359p Koersel)
|
hij is zo bleek [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blēͅvə (K359p Koersel),
blêven (K359p Koersel)
|
blijven [ZND 25 (1937)]
III-4-4
|
33780 |
blijvend gebit |
(het heeft) gewisseld:
gǝwesǝlt (K359p Koersel)
|
Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b]
I-9
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
weerlicht:
weerlicht (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
17785 |
blind |
blind:
blĕnd (K359p Koersel)
|
blind [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
22353 |
blindemannetje spelen |
blinddoeken:
blinddoeken (K359p Koersel)
|
Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blenkə (K359p Koersel)
|
blinken [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blowd (K359p Koersel),
bluwt (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
bloed [N 10 (1961)], [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
blojə (K359p Koersel)
|
bloeden [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|