24276 |
wielewaal |
wiewaal:
wiewaal (K359p Koersel)
|
wielewaal [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
18152 |
wijdbeens lopen |
op breed spoor lopen:
oͅp brīt spōr lupn (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
23295 |
wijden |
wijden:
wø⁄ən (K359p Koersel)
|
Wijden. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wêên (K359p Koersel)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
17667 |
wijsvinger |
wijsvinger:
weͅisveŋər (K359p Koersel),
weͅsfeŋər (K359p Koersel)
|
wijsvinger [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32859 |
wilde zuring |
sulker:
sølǝkǝr (K359p Koersel)
|
Wilde zuring of veldzuring, een algemeen voorkomende plant met rood uitziende stelen en een losse aarachtige bloemtop die in de weiden en langs de sloten groeit: Rumex acetosa (tot 50 cm hoog) of Rumex acetosella (25 cm hoog). Botanici onderscheiden vele variëteiten, die ongetwijfeld tussen de onderstaande namen zijn terug te vinden. Naamsverwarring met de klaverzuring (Oxalis acetosella), die van een andere familie is dan de veldzuring, slechts 10 cm hoog en met drietallige blaadjes gelijkend op de gewone klaver, is zeker niet uit te sluiten. De meest voorkomende volksnamen voor deze plant bevatten het element klaver-; daarom zijn deze apart geplaatst (groep B). Onder C staan nog enkele volksnamen die doorgaans andere planten aanduiden, zoals hazebrood (voor Luzula, veldbies), hondsribbe (voor Plantago lanceolata, smalle weegbree) en suikerij (voor Taraxacum, paardebloem); zie ook de toelichting bij het lemma ''oude grassoorten''. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de hier behandelde wilde zuring die als onkruid wordt beschouwd en die de koeien niet eten (en dus moet worden bestreden) en de tamme zuring die als groente wordt gekweekt. De Limburgse volksnamen voor deze laatste plant komen ter sprake in de afleveringen over het Boerenhuis bij de moestuin. Zie afbeelding 1.' [N 14, 84a; JG 1b, 2c; L 34, 57; monogr.]
I-3
|
24510 |
wilgenkatje |
poesje:
poezekes (K359p Koersel)
|
katjes v. sommige bomen [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
17596 |
wimper |
plimper:
plumpers (K359p Koersel)
|
lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
17708 |
wind |
scheet:
een wind
vēst (K359p Koersel),
iets onbeduidends
sXēt (K359p Koersel)
|
een scheet [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
wēnd (K359p Koersel)
|
wind [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|