33146 |
zeven met de handzeef |
wannen:
wantǝ (K359p Koersel),
ziften:
zeftǝ (K359p Koersel)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
21298 |
zich bemoeien met |
moeien:
moeien (K359p Koersel)
|
ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
22007 |
zich bij de prijswinnaars plaatsen |
in de kop vliegen:
inne kop vliegen (K359p Koersel)
|
een duif die in de eerste prijzen valt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33860 |
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen |
op zijn poten lopen:
ǫp zǝn puǝtǝ luǝpǝ (K359p Koersel)
|
[N 8, 75 en 79]
I-9
|
19047 |
zich inbeelden |
in zijn kop steken:
ook materiaal znd 27, 39
in ourre kop steken (K359p Koersel)
|
inbeelden [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wendelen:
wę.ndǝlǝ (K359p Koersel)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
21949 |
zich rechtop houden en de krop laten opzwellen (baltsverschijnsel) |
hoeken:
hoeken (K359p Koersel)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: zich rechtop houden en de krop laten opzwellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33038 |
zicht |
pik:
pek (K359p Koersel),
zicht:
zext (K359p Koersel)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
ziek:
zik (K359p Koersel, ...
K359p Koersel,
K359p Koersel,
K359p Koersel)
|
ziek [ZND 39 (1942)], [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
die zikte giet voort (K359p Koersel)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|