e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenkool hutsepot: Syst. Frings  høtsəpoͅt (Koersel) Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenvlaai karrad: Syst. Frings  kārōͅt (Koersel) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalf: zwallef (Koersel), zwaləvə (Koersel) zwaluw (mv.) [RND] || zwaluw, boerenzwaluw III-4-1
bokking bokkem: bikkĕm (Koersel), boksharing: bokshèring (Koersel) bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] III-2-3
bolster van de okkernoot sloester: sloester (Koersel), sloewster (Koersel) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7
bont als apart kledingstuk pels: ne pels (Koersel, ... ), ne pèls (Koersel), vos: ne vos (Koersel) pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan blauw slaan: bloa geslagen (Koersel), hillegans bloat geslage (Koersel), half kapot slaan: half kepot geslagen (Koersel), zwart en blauw slaan: zwart en blao geslagə (Koersel), zwart ɛm blō gəslān (Koersel) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bontkraag pelsen kraag: ne pelze kraag (Koersel) pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
boog boog: bo.g (Koersel), verkleinwoord (bij kinderen): beugske  boog (Koersel), boogpees: bōxpēs (Koersel) boog [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] || Om het karnen te vergemakkelijken werd er een boog tegen de zolder genageld, die met een pees de karnstok op en neer liet gaan. [N 12, 54] I-11, III-3-2
boogschuttersgilde schuttersgilde: schuttersgil (Koersel), schuttersgilde (Koersel) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2