e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeden, op eieren zitten broeden: bryi̯ǝ (Koersel) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broeder broeder: bry(3)̄r (Koersel) Een broeder. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
broedhen broeder: bryǝr (Koersel) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broedhokje bak: zijne bak (Koersel) Hoe heet verder: broedhokje, broedvak? [N 93 (1983)] III-3-2
broedsel broedsel: brou̯tsǝl (Koersel) [L A2, 357; monogr.] I-12
broek: algemeen broek: brok (Koersel), brōk (Koersel), bruk (Koersel) broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] III-1-3
broekkettingen kettingen: kęteŋ (Koersel) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broeksriem? riem: reim (Koersel) riem [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
bronstig breustig: brø̄.stex (Koersel) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig, van merries sturig: størex (Koersel) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9