e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dam dam: dam (Koersel) Hoe noemt men in uw dialect een dijkje dat men in een beek maakt om het water op de houden? [ZND 48 (1954)] III-3-1
dampen dompen: dumpə (Koersel) dampen, wasemen [ZND 33 (1940)] III-2-1
dansen dansen: dāsə (Koersel) dansen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
dar dar: (mv)  darǝn (Koersel) Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.] II-6
darm darm: dēRm (Koersel), deͅrəm (Koersel, ... ) darm, darmen [N 10b (1961)] || een darm [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
dartel (een) helle: hɛlǝ (Koersel) Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g] I-9
de akker bewerken labeuren: labeuren (Koersel) Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.] I-1
de avond luiden het avondklokje luiden: het ouvend kluksken luit (Koersel) De avondklok luidt. [ZND 32 (1939)] III-3-3
de berg afrollen afrollen: de berg aafrollə (Koersel) de berg afrollen [ZND 41 (1943)] III-1-2
de duiven niet loslaten niet lossen: nie gelost (Koersel, ... ) de duiven niet loslaten? [N 93 (1983)] || het lossen uitstellen? [N 93 (1983)] III-3-2