21911 |
een jong pas uit het ei |
platte jongen:
platte jonge (K359p Koersel)
|
een jong pas uit het ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21969 |
een klein plankje als zitplaats voor de duif |
plankje:
plengske (K359p Koersel)
|
een klein plankje dienend als zitplaats voor de duif. Elke duif heeft zo meestal een vaste plaats. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22780 |
een kring op de grond trekken |
een kring op de grond trekken:
ne kring op de grond trekke (K359p Koersel)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
smoelen trekken:
smuln treͅkn (K359p Koersel),
smulən treͅkn (K359p Koersel)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
22474 |
een list gebruiken |
brodden:
brodden (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
Een list gebruiken bij het kaarten [finten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslőň (K359p Koersel)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
21935 |
een pen verliezen |
een pen stoten:
een pen stoeten (K359p Koersel)
|
Hoe zegt men: af en toe een pluim of pen verliezen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22809 |
een portret laten maken |
laten trekken:
ig gə mig laote trekkə (K359p Koersel),
zich laten fotograferen:
ig ga me laten fotografeeren (K359p Koersel),
zich laten trekken:
zich letten trekke (K359p Koersel),
er staat een streepje onder beide es in leten
zich leten trekken (K359p Koersel),
zijn portret laten trekken:
z`n potret ləten trekken (K359p Koersel)
|
Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
32592 |
een riek mest |
riek (mest):
rek (K359p Koersel)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
22385 |
een spel kaarten |
spel:
spel (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|