e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
etensresten achterbaat: achterbaat (Koersel), afval: afval (Koersel), greumels: Syst. Frings  grø̄məls (Koersel) Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || het overschot van den middag dat de knechten en meiden krijgen in de groote huizen || hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)] III-2-3
evenaar, tweespanszwenghout dobbel haamhout: dǫbǝl [haamhout] (Koersel) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
evene evie: ē.vi (Koersel) Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31] I-4
fakkeloptocht fakkeltocht: fakkeltocht (Koersel) Een optocht s avonds of s nachts waarbij fakkels meegedragen worden. [N 88 (1982)] III-3-2
fatsoenlijk fatsoenlijk: da es ne fatsoenleke mins (Koersel) Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)] III-1-4
feest feest: feest (Koersel), fiest (Koersel, ... ), tfist vərlip zundər dat ər ə lid gɛzuŋə wird (Koersel) De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)] || Feest: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)] III-3-2
feesten feesten: feesten (Koersel), fiesten (Koersel) Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
fiets velo: de vilo (Koersel) Fiets. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fietser fietser: kruisen: eu van peur  de twie fietsers kruissen mekanere (Koersel) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] III-3-1
fijngebouwd (een) lichte: lextǝ (Koersel) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9