e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haarkrans haarband: hōǝrba.nt (Koersel) Deel van de paardevoet waar de hoef aan het vlees vastzit. Elke hoef heeft een haarkrans of kroonrand tussen de hoef en de koot. Deze haarkrans mag niet geschoren worden, omdat de daar aanwezige haren tot bescherming van de uiterst gevoelige kroonrand dienen. [JG 1a, 1b; N 8, 32.7, 32.8, 32.15 en 32.16] I-9
haarscheiding streep: strīp (Koersel, ... ) scheiding in het haar [scheej, streep] [N 10 (1961)] III-1-1
haarspit haargetuig: hǭrgǝtøi̯x (Koersel), haarkruin: hǭrkrø̜i̯n (Koersel), haarspit: hǭrspē.t (Koersel) Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.] I-3
haarwrong dot: tōt (Koersel, ... ) haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)] III-1-1
haast hebben zich spoeden: spoën (Koersel) Grooten haast hebben [ZND 26 (1937)] III-1-4
haastig gepresseerd: gepresseerd (Koersel) haastig [ZND 26 (1937)] III-1-4
hagelen hagelen: hagele (Koersel) hagelen [ZND 26 (1937)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagelsteen: ha͂gəlstīən (Koersel) hagelsteen [ZND 01 (1922)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel (mv.) hagelsteen: hagelsteyne (Koersel) hagelsteen, zo dik als ... [ZND 26 (1937)] III-4-4
hagelx hagel: hagel (Koersel) hagel [ZND 26 (1937)] III-4-4