e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hik hik: dən hek (Koersel, ... ) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelblokje perksteen: perkstien (Koersel) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen perkhinken: perkhinken (Koersel) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken hinken: hinken (Koersel) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken ruchelen: rø̄xǝlǝ (Koersel), rø̜xǝlǝ (Koersel) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: ho.ot (Koersel), howd (Koersel) hoed [RND], [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hȳǝ (Koersel), hø̜̄ǝn (Koersel) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: hūf (Koersel), hoorn: hō.rǝ (Koersel), hōrn (Koersel), voet: vūt (Koersel) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoefijzer hoefijzer: huf˱ē̜.zǝr (Koersel), paardsijzer: pērs˱ē̜.zǝr (Koersel) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11
hoefmes mes: mɛs (Koersel) Het mesachtige werktuig waarmee de paardenhoef wordt bijgesneden en gereinigd alvorens het nieuwe hoefijzer wordt geplaatst. Zie ook afb. 228. Invullers uit L 165 en L 213 gebruikten een tang om hoorn van de hoef af te knippen. [JG 1a; JG 1b; N 33, 363-365; monogr.; N 33, 181] II-11