24352 |
mier |
muurzeik:
meujerzek (L281a Kolonie)
|
mier
III-4-2
|
33700 |
moeras |
moeras:
muras (L281a Kolonie)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
24214 |
nachtzwaluw |
geitenmelker:
gètemelker (L281a Kolonie)
|
nachtzwaluw
III-4-1
|
24219 |
oeverzwaluw |
nonnetje:
nonneke (L281a Kolonie)
|
oeverzwaluw
III-4-1
|
24220 |
ooievaar |
ooievaar:
ooiëvaar (L281a Kolonie, ...
L281a Kolonie)
|
ooievaar [DC 35 (1963)]
III-4-1
|
24881 |
pinksterbloem |
boterbloem:
boǝtǝrblōm (L281a Kolonie)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.]
I-5
|
33495 |
pit, kern van fruit |
pit:
petən (pl) (L281a Kolonie)
|
[RND 08]
I-7
|
24229 |
ransuil |
katuil:
katuil (L281a Kolonie)
|
ransuil
III-4-1
|
24235 |
roek |
kres:
krès (L281a Kolonie)
|
roek
III-4-1
|
24238 |
roodborsttapuit |
bremschijter:
brèmschijter (L281a Kolonie)
|
roodborsttapuit
III-4-1
|