e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L432a plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefzoon stiefjong: sjteefjung (Koningsbosch), stiefzoon: sjteefzûun (Koningsbosch) stiefzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
stiekem uit de ampullen drinken keuren: köäre (Koningsbosch) Stiekem uit de ampullen drinken [pölle köäre?]. [N 96B (1989)] III-3-3
stier duur: dȳǝr (Koningsbosch), stier: štīǝr (Koningsbosch) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfsel stijf: stief (Koningsbosch) Hoe noemt u de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes)? (stessel) [N 104 (2000)] III-2-1
stijfselpap stijf: stief (Koningsbosch) Hoe noemt u de pap, die met deze stof bereid wordt? (stessel, stesselpap, stesselwater) [N 104 (2000)] III-2-1
stoelen op het priesterkoor koorstoelen: koeersjteul (Koningsbosch) De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)] III-3-3
stofblik troffeltje: truffelke (Koningsbosch) Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] III-2-1
stola stola (lat.): sjtola (Koningsbosch) De stola, de stool. [N 96B (1989)] III-3-3
stolp over een heiligenbeeld stolp: sjtolp (Koningsbosch) Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
stormeinde weerkant: wērkanjtj (Koningsbosch) De zijde van de molenkast waar de roeden zitten en die meestal naar de wind gekeerd staat. Zie ook afb. 18. [N O, 44a; A 42A, 96; Sche 20; N O, 45a; A 42A, 94] II-3