e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L432a plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grauwe vliegenvanger vliegenvangertje: vlègəvängərkə (Koningsbosch) Hoe heet de grauwe vliegenvanger? [DC 06 (1938)] III-4-1
graven (mv.) graven: graver (Koningsbosch) De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)] III-3-3
gregoriaanse misgezangen gregoriaanse gezangen: gregoriaanse gezangen (Koningsbosch) Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)] III-3-3
groeien groter worden: grūtər wère (Koningsbosch), wassen: wassə (Koningsbosch), wasǝ (Koningsbosch) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] I-4, III-1-1
grootjuffer overste: euvischte van ee begienhof (Koningsbosch) De overste van een begijnhof [grootjuffer]. [N 96D (1989)] III-3-3
grootmoeder grootmoeder: grûutmooder (Koningsbosch) grootmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
grootouders grootouders: grûutouwəsj (Koningsbosch) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootvader grootvader: grûutvader (Koningsbosch) grootvader [DC 05 (1937)] III-2-2
grootx groot: grūət (Koningsbosch) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote boerderij groot boerending: grūǝt būrǝdeŋk (Koningsbosch), hof: hǭf (Koningsbosch) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6