e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L432a plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rozijnenbrood rozijnenweg: roziene wek (Koningsbosch) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] III-2-3
rug rug: rùk (Koningsbosch), ruggenstrang: (rùkkəštrànk) (Koningsbosch) rug [DC 01 (1931)] III-1-1
ruien in de rui (zijn): in de rui (Koningsbosch) veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-4-1
ruin ruin: rūn (Koningsbosch) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
rups rupsenzaad: uitdrukk. gegeven met de betekenis "rups  rŭpsjəzāōd (Koningsbosch) rups [DC 09 (1940)] III-4-2
sacristie sacristie: sacristie (Koningsbosch) Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3
sanctus sanctus (lat.): sanctus (Koningsbosch) Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)] III-3-3
scapulier scapulier: sjabbelier (Koningsbosch) Een scapulier of skapulier: lapjes gewijde stof, door linten of band met elkaar verbonden en (door leken) onder de kleding op borst en rug gedragen [schabbelier, sjabbeleer?]. [N 96B (1989)] III-3-3
scapuliermedaille scapuliermedaille (<fr.): sjabbeliermedalje (Koningsbosch) Een scapuliermedaille, de latere vervanger van het stoffen scapulier. [N 96B (1989)] III-3-3
schaalcollecte schaalcollecte: sjaolcollecte (Koningsbosch) Een schaalcollecte, een collecte voor een bijzonder doeleind, waarbij met neen open schaal werd rondgegaan [schaolkollekt?]. [N 96B (1989)] III-3-3