21779 |
(kleine) zelfstandige |
middenstander:
middesjtander (L432a Koningsbosch)
|
Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
24077 |
aalmoezenier |
aalmoezenier:
aaomoezeneer (L432a Koningsbosch)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23661 |
aanbidding van het allerheiligste |
uitstelling van het allerheiligste:
oëtsjtelling van het allerheiligste (L432a Koningsbosch)
|
De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25598 |
aanbrengen van gaatjes in het deegbrood |
aanpunten:
aanpunten (L432a Koningsbosch),
stippelen:
stepǝlǝ (L432a Koningsbosch)
|
Met behulp van een vork, een plank met spijkers of ijzeren tanden, een houtje, een spijker of simpelweg een vinger worden gaatjes in het deegbrood aangebracht. [N 29, 42; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|
21773 |
aansteller |
aansteller:
ūnne aansjteller (L432a Koningsbosch),
halve gare:
unne halve gare (L432a Koningsbosch)
|
bekakt praten [N 102 (1998)] || zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
23968 |
aanstoot |
ergernis:
ergernis (L432a Koningsbosch)
|
Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33482 |
aardbei |
erbel:
ɛrbəl (L432a Koningsbosch)
|
[DC GV (1935) M]
I-7
|
17653 |
aars |
votlok:
votlōāk (L432a Koningsbosch)
|
aars, darmuitgang [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17654 |
aarsspleet |
reet:
riëët (L432a Koningsbosch)
|
aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
24073 |
aartsbisschop |
aartsbisschop:
ärtsbisjop (L432a Koningsbosch)
|
Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|