34157 |
uieren |
scheut:
šø̄ǝt (L432a Koningsbosch),
stijve uier:
stɛi̯f øi̯ǝr (L432a Koningsbosch),
udderen:
ødǝrǝ (L432a Koningsbosch)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
25568 |
uitgedroogd |
te warm gemengd:
te warm gemengd (L432a Koningsbosch)
|
Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c]
II-1
|
23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstelling van het allerheiligste:
oëtsjtelling van t allerheiligste (L432a Koningsbosch)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17705 |
uitwerpselen |
poep:
poep (L432a Koningsbosch)
|
uitwerpselen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutels:
pē̜škø̄tǝls (L432a Koningsbosch),
paardsmest:
pē̜šmest (L432a Koningsbosch)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
koestront:
kou̯štrunjtj (L432a Koningsbosch)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
zeven:
zēǝvǝ (L432a Koningsbosch)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
17699 |
urine |
water:
water (L432a Koningsbosch)
|
urine [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
piesse (L432a Koningsbosch)
|
urineren [N 10c (1995)]
III-1-1
|
24090 |
ursuline |
ursuline:
ursulien (L432a Koningsbosch)
|
Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|