e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koningsbosch

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaste gezangen vaste gezangen: vaste gezange (Koningsbosch) Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)] III-3-3
vaste misgezangen vaste gezangen: vaste gezange (Koningsbosch) De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)] III-3-3
vaste uitwerpselen schaapskeutelen: šǭpskȳǝtǝlǝ (Koningsbosch), stront: štrontj (Koningsbosch), varkensmest: vɛrkǝsmest (Koningsbosch), varkensstront: vɛrkǝsštronjtj (Koningsbosch) [N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.] I-11, I-12
vaste voer- en drinkbak krib: krøp (Koningsbosch) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vasten vasten: vaste (Koningsbosch) Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastendag vastendag: vastedaag (Koningsbosch) Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] III-3-3
vee vee: viǝ (Koningsbosch) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
veel drinken zuipen: zoepe (Koningsbosch) zuipen [DC 35 (1963)] III-2-3
veertigurengebed veertigurengebed: viertig oeregebed (Koningsbosch), viërtigoeregebed (Koningsbosch) Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)] || Het veertigurengebed: de drie dagen = veertig uur durende aanbidding van het uitgestelde Allerheiligste, gehouden b.v. tijdens de carnavalsdagen. [N 96B (1989)] III-3-3
veldkruis veldkruis: veldkruuts (Koningsbosch) Een kruisbeeld in het veld, langs de openbare weg opgericht [veldkruis, devotiekruis?]. [N 96A (1989)] III-3-3