e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koningsbosch

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke kalkoen schroet: šrūt (Koningsbosch) [A 6, 3b; L 1, 113; monogr.] I-12
vrouwelijke kip hoen: hōn (Koningsbosch) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenkant vrouwluikant: vroolukant (Koningsbosch) De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
vrouwziek vrouwengek: vrouwegek (Koningsbosch) vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vuurvaste tegels königswinter-tegels: kōneŋswentǝr tēgǝls (Koningsbosch) De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.] II-1
wasgoed was: wesj (Koningsbosch), wäsj (Koningsbosch) Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)] || wasgoed [DC 35 (1963)] III-2-1
wasvrouw wasvrouw: wesjvrouw (Koningsbosch) Hoe noemt u de wasvrouw? (wasvrouw, wasses) [N 104 (2000)] III-2-1
waterdamp zwaam: sjwaam (Koningsbosch) Wat zegt u in uw dialect tegen \"dampen\"? (dampen, dompen, doempen) [N 104 (2000)] III-2-1
weduwe widvrouw: witfrow (Koningsbosch) weduwe [DC 05 (1937)] III-2-2
weduwnaar widman: witmannə (Koningsbosch) weduwnaar [DC 05 (1937)] III-2-2