34556 |
vrouwelijke kalkoen |
schroet:
šrūt (L432a Koningsbosch)
|
[A 6, 3b; L 1, 113; monogr.]
I-12
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hoen:
hōn (L432a Koningsbosch)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
23362 |
vrouwenkant |
vrouwluikant:
vroolukant (L432a Koningsbosch)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20467 |
vrouwziek |
vrouwengek:
vrouwegek (L432a Koningsbosch)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
25508 |
vuurvaste tegels |
königswinter-tegels:
kōneŋswentǝr tēgǝls (L432a Koningsbosch)
|
De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.]
II-1
|
19658 |
wasgoed |
was:
wesj (L432a Koningsbosch),
wäsj (L432a Koningsbosch)
|
Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)] || wasgoed [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19645 |
wasvrouw |
wasvrouw:
wesjvrouw (L432a Koningsbosch)
|
Hoe noemt u de wasvrouw? (wasvrouw, wasses) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19651 |
waterdamp |
zwaam:
sjwaam (L432a Koningsbosch)
|
Wat zegt u in uw dialect tegen \"dampen\"? (dampen, dompen, doempen) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
20435 |
weduwe |
widvrouw:
witfrow (L432a Koningsbosch)
|
weduwe [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
widman:
witmannə (L432a Koningsbosch)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)]
III-2-2
|