24137 |
doffer, mannelijke duif |
hoorn:
komt weinig voor, hoogstens een enkele keer onder jongens
hāōrə (L432a Koningsbosch)
|
duif, mannetje [ZND 18 (1935)]
III-4-1
|
34650 |
dokterskar |
dokterskar:
dokterskar (L432a Koningsbosch)
|
Tweewielig rijtuigje met vier hoge wanden met raampjes en een afneembare kap, dat vaak door dokters gebruikt werd. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 101, 9; L 27, 33; monogr.]
I-13
|
24099 |
dominicaan |
dominicaan:
Dómmenekaan (L432a Koningsbosch)
|
Een Dominicaan [Dómmenekaan, preekheer, preekhier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24310 |
donderbeestje |
hommeldiertje:
hommeldeerke (L432a Koningsbosch)
|
donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)]
III-4-2
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
u kort
dūəd (L432a Koningsbosch)
|
dood (bijv.) [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
dödskist (L432a Koningsbosch, ...
L432a Koningsbosch)
|
de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodskleed:
dôetskleed (L432a Koningsbosch)
|
doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
doeedsklok (L432a Koningsbosch)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23958 |
doodzonde |
doodzonde:
doeëdzunj (L432a Koningsbosch)
|
Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23204 |
doop |
doop:
ene deup (L432a Koningsbosch)
|
Een doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|