e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doffer, mannelijke duif hoorn: komt weinig voor, hoogstens een enkele keer onder jongens  hāōrə (Koningsbosch) duif, mannetje [ZND 18 (1935)] III-4-1
dokterskar dokterskar: dokterskar (Koningsbosch) Tweewielig rijtuigje met vier hoge wanden met raampjes en een afneembare kap, dat vaak door dokters gebruikt werd. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 101, 9; L 27, 33; monogr.] I-13
dominicaan dominicaan: Dómmenekaan (Koningsbosch) Een Dominicaan [Dómmenekaan, preekheer, preekhier]. [N 96D (1989)] III-3-3
donderbeestje hommeldiertje: hommeldeerke (Koningsbosch) donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
dood (bn.) dood: u kort  dūəd (Koningsbosch) dood (bijv.) [DC 03 (1934)] III-2-2
doodskist doodskist: dödskist (Koningsbosch, ... ) de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
doodskleed doodskleed: dôetskleed (Koningsbosch) doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] III-2-2
doodsklok doodsklok: doeedsklok (Koningsbosch) De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doodzonde doodzonde: doeëdzunj (Koningsbosch) Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)] III-3-3
doop doop: ene deup (Koningsbosch) Een doop. [N 96D (1989)] III-3-3