17856 |
draaien |
draaien:
drīə (L432a Koningsbosch)
|
draaien [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
34255 |
draaiende karnton |
draaivaatje:
druǝvɛtjǝ (L432a Koningsbosch)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
17806 |
dragen |
dragen:
drāgə (L432a Koningsbosch)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
dräger (L432a Koningsbosch)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23727 |
drie weesgegroeten |
drie weesgegroetjes:
drie weesgegroetjes (L432a Koningsbosch)
|
De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20499 |
drinken |
drinken:
met v-tje op de i
drinkə (L432a Koningsbosch)
|
drinken [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
droogdoek:
dreuëgdook (L432a Koningsbosch)
|
Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
25479 |
droogzolder |
bakhuiszolder:
bakǝszø̜ldǝr (L432a Koningsbosch)
|
De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c]
II-1
|
25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
Opm.: aa.
nāt (L432a Koningsbosch)
|
nat [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
23504 |
duitse mis |
duitse mis:
duutsje mès (L432a Koningsbosch)
|
Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|