e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kindje jezus kindje jezus: kiendje Jezus (Koningsbosch) Het Jezuskind, het kind(je) Jezus, Jezuke. [N 96D (1989)] III-3-3
kippenhok hoenderhuis: hōndǝrhūs (Koningsbosch) Het vrijstaande gebouwtje of de afgesloten ruimte ergens in de boerderij, waarin zich de zitstokken en legnesten voor de kippen bevinden. Begripsmatig is het kippenhok lastig af te bakenen van de kippenzolder; vaak lopen de twee benamingen voor het kippenverblijf door elkaar. De twee lemma''s "kippenhok" (2.5.1) en "kippenzolder, polder" (2.5.2) vullen elkaar dan ook aan. De polder-opgaven met de betekenis "kippenzolder, kippenverblijf" zijn overgeplaatst naar het lemma "kippenzolder, polder" (2.5.2); zie de toelichting bij dat lemma. De twee elementen van de samenstellingen van het type kippen-hok zijn apart in kaart te brengen. Het eerste element (hoender-, kippen-, hennen- en kieken-) is hier in deze aflevering over de bedrijfsgebouwen niet verder behandeld; men vindt het in de aflevering over het pluimvee, waar het beter tot z''n recht zal komen. Kaart 30 bevat het tweede element van de bedoelde samenstellingen, de bepaalde delen (-stal, -huis, -hok, -kooi, -kouw en -kot). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 11. [N 5, 93 en 99; N 19, 31; JG 1a, 1b en 1c; A 10, 9h; A 48, 16a; L B2, 283; L 5, 53; L 38, 30; monogr.] I-6
klaar om gebakken te worden gerezen: gǝrē̜zǝ (Koningsbosch) Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a] II-1
klapekster stootvogel: wrsch  sjtŭətvuəgəl (Koningsbosch) Hoe heet de klapekster? [DC 06 (1938)] III-4-1
klaver, algemeen klee: kliǝ (Koningsbosch) De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.] I-5
kledij, kleren kleren: klējər (Koningsbosch) ... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)] III-1-3
kleindochter kleindochter: kleendochtər (Koningsbosch) kleindochter [DC 05 (1937)] III-2-2
kleine neus klein neusje: kleen neͅske (Koningsbosch) Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)] III-1-1
kleinkinderen kleinkind: kleenkinjd (Koningsbosch) kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
kleinzoon kleinzoon: kleenzûun (Koningsbosch) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2