34660 |
schootskleed |
schootsvel:
šuǝts˲vɛl (L432a Koningsbosch)
|
Leren vel dat over de schoot van de koetsier en de passagiers van een rijtuig gelegd werd als bescherming tegen de koude. [N 101, 20, monogr]
I-13
|
21768 |
schrijven |
schrijven:
sjrieve (L432a Koningsbosch)
|
Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
23385 |
schuifje van de biechtstoel |
schuif:
sjuuf (L432a Koningsbosch)
|
Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19935 |
schuur |
schuur:
šȳr (L432a Koningsbosch)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
33416 |
schuurpoort |
schuurpoort:
šȳrpǭrt (L432a Koningsbosch)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
19369 |
schuurtje |
schuurtje:
sjuurke (L432a Koningsbosch)
|
schuurtje [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
semenarie (L432a Koningsbosch)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17752 |
sik |
sik:
sìk (L432a Koningsbosch)
|
sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28694 |
sikkel |
sikkel:
sīǝkǝl (L432a Koningsbosch)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
24113 |
sint-elizabethsvereniging |
lizabeth:
De Liesabet (L432a Koningsbosch),
sint-elizabethsvereniging:
St Elisabethsvereniging (L432a Koningsbosch)
|
De vereniging van R.K. gehuwde en ongehuwde vrouwen die zich bezighield met ziekenbezoek en de zorg voor verwaarloosde kinderen (St. Elisabethsvereniging). [N 96D (1989)]
III-3-3
|