e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koningslust

Overzicht

Gevonden: 77

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hop boompoter: buəmpōtər (Koningslust), hophap: huphap (Koningslust), stinkhop: steŋkhoͅp (Koningslust) hop (28 zeer zeldzame zomervogel met opvallende vouwkuif; roep [hoep-hoep] [N 09 (1961)] III-4-1
houtduif houtduif: hoͅŭtdūf (Koningslust), koolduif: kuəldūf (Koningslust) houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] III-4-1
houtsnip houtsnep: hoͅŭtsnɛp (Koningslust) houtsnip (34 grote uitgave van watersnip [116], maar dan bosvogel; meest op trek; ook zeldzame broedvogel; roep in de lente [tsp...wok, wok, wok]; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
huismus, mus huiskets: hūskɛts (Koningslust), schroep: uit lijst L 265c  šrup (Koningslust) huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] III-4-1
huiszwaluw zwalg: zwaləx (Koningslust) huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1
ijsvogel ijsvogeltje: īsvø̄gəlkə (Koningslust) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
karekiet rietvink: rētveŋk (Koningslust) karekiet (12,5 / 19 alleen in riet waaraan ze hun diep nest ophangen; grote soort alleen in grote rietvelden; harde zang [orre-orre-orre-iet-iet-iet]; kleine soort komt vaker voor maar valt niet op door zachtere zang [N 09 (1961)] III-4-1
kauw kauwtje: koͅu̯kə (Koningslust), torenkraai: tōrəkrɛi̯ (Koningslust) kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] III-4-1
keep noorse vink: nōrsə veŋk (Koningslust) keep (14,5 man heeft oranje aan kop en borst, in het voorjaar zwarte kop en borst; vaak tussen vinken; alleen op trek en in winter; roep [wèèèèèk] [N 09 (1961)] III-4-1
kerkuil nachtuil: naxty(3)̄l (Koningslust) uil: kerkuil (34 gespikkeld oranje boven, wittig onder; hartvormig gezicht; broedt boven in grote schuren en torens; roep [chchchchchchch] [N 09 (1961)] III-4-1