24277 |
wilde eend |
eend:
ēͅnjtj (L265e Koningslust),
stokeend:
štoͅkēͅnjtj (L265e Koningslust)
|
eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24278 |
wilde gans |
gans:
gōͅs (mv) (L265e Koningslust)
|
gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
wentərkø̄neŋkskə (L265e Koningslust)
|
winterkoning (9,5 overal bekend; klein beweeglijk bruin bolletje met opstaand wiebelstaartje; maakt bolnest met zijopening; veel jongen; zang leuk liedje, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akərmɛnkə (L265e Koningslust),
kwik:
kwek (L265e Koningslust)
|
kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24281 |
wulp |
kuilderd:
kyldər(t) (L265e Koningslust)
|
wulp (55 groot, bruingestreept; met lange kromme snavel; broedt in en rond de hei [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24283 |
zanglijster, lijster |
kleine lijster:
kleͅi̯n listər (L265e Koningslust)
|
zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24288 |
zwarte roodstaart |
ovenmetselaartje:
ōvərmɛtsəlēͅrkə (L265e Koningslust),
roodstaart:
ruətštɛrt (L265e Koningslust)
|
zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)]
III-4-1
|