18195 |
kous: algemeen |
kous:
kous (Q167p Koninksem)
|
kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kuǫ.tǝr (Q167p Koninksem)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
18205 |
kraag |
kraag:
kroug (Q167p Koninksem),
krōͅəg (Q167p Koninksem)
|
kraag [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krō ̞ǝn (Q167p Koninksem)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
krienekraan:
krienekraon (Q167p Koninksem),
krienekroëne (Q167p Koninksem)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)]
III-4-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezet (Q167p Koninksem)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
25034 |
krassen |
bekretsen:
bekretsen (Q167p Koninksem)
|
krassen [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
krab:
ook in ZND 28, 048
krap (Q167p Koninksem)
|
kreeft [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenbrood:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
kreentenbrood (Q167p Koninksem),
krentenmik:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
krəntemik (Q167p Koninksem)
|
krentenbrood [ZND 28 (1938)]
III-2-3
|
17994 |
kreunen van de pijn |
janken:
joenkt (Q167p Koninksem),
krimpen:
kruəmp (Q167p Koninksem)
|
hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|