20482 |
nicht |
nicht:
nĭĕch (Q167p Koninksem)
|
nicht [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
møntex (Q167p Koninksem)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
nauw`ūr (Q167p Koninksem)
|
Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
18020 |
niezen |
niezen:
nissa (Q167p Koninksem)
|
niezen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
wijwortel:
wēͅwoͅttels (Q167p Koninksem)
|
ik heb twee nijdnagels (bijwas langs de vingernagel; Fr. envie) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
das niks jāt (Q167p Koninksem),
niks iaat (Q167p Koninksem),
niks jaat (Q167p Koninksem)
|
Dat is niets waard. [ZND 08 (1925)] || Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
30213 |
nok |
vorst:
vūs (Q167p Koninksem)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
22702 |
o.l.v.-hemelvaart |
onze-lieve-vrouw-halve oogst:
oe is een lettergreep
slievrou haavenoës (Q167p Koninksem)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
geen minuut:
gijn miny(3)̄t (Q167p Koninksem)
|
een ogenblikje [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
23227 |
oksaal |
noksaal:
enə šōna näksaol met ēne na͂wa nərgeͅl (Q167p Koninksem)
|
Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|