26555 |
kraangaten |
koter:
kuǝtǝr (Q074p Kortessem)
|
De twee gaten opzij in de molensteen waarin pinnen bevestigd kunnen worden die door de steenogen aan de onderzijde van de steenbeugels worden gestoken. [Vds 160; Jan 185; Coe 150; Grof 178]
II-3
|
24196 |
kraanvogel |
krienekraan:
krīnəkrōͅn (Q074p Kortessem)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
kretsen:
kretse (Q074p Kortessem)
|
krabben
III-1-2
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gəzet (Q074p Kortessem)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
20804 |
krent |
krent:
kreint (Q074p Kortessem)
|
I-7
|
33831 |
kribbebijter |
kribbijter:
krebē̜.tǝr (Q074p Kortessem)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
26629 |
kriel |
kriel:
kril (Q074p Kortessem)
|
Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e]
II-3
|
22351 |
krijgertje spelen |
tuis spelen:
tuus spelen (Q074p Kortessem),
tuisen spelen:
niet zeker
tusen spelen (Q074p Kortessem)
|
Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21501 |
krijt |
krijt:
e stuk wit krɛit (Q074p Kortessem),
nə stək wit krèt (Q074p Kortessem)
|
Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
21946 |
kringetjes maken rond de duivin (baltsverschijnsel) |
paren:
paare (Q074p Kortessem)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: rond de duivin kringetjes maken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|