21341 |
leurder |
leurder:
léúrdər (Q074p Kortessem)
|
leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
leuren:
léúrə (Q074p Kortessem)
|
leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
20188 |
leven (zn) |
leven:
leëve (Q074p Kortessem)
|
leven
III-2-2
|
17697 |
lever |
lever:
leëver (Q074p Kortessem),
līǝvǝr (Q074p Kortessem)
|
Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] || lever
I-11, III-1-1
|
21002 |
leverpastei |
leverpat:
liɛ.vərpāteͅi (Q074p Kortessem)
|
leverpastei [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
leverpens:
liëverpens (Q074p Kortessem),
liəvərpeͅns (Q074p Kortessem),
liɛ.vərpɛ̄.ns (Q074p Kortessem),
li̯əvərpeͅns (Q074p Kortessem)
|
leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
21506 |
liberaal |
liberaal:
tes ne liberaol (Q074p Kortessem),
’t is nə libəroal (Q074p Kortessem)
|
Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
leewetter (Q074p Kortessem)
|
vochtophoping
III-1-2
|
26538 |
lichtboom |
hefboom:
hɛf˱bǫwm (Q074p Kortessem)
|
De hefboom waaraan aan één uiteinde het lichttouw is bevestigd; met het andere uiteinde is de lichtboom aan het lichtijzer vastgemaakt. Zie ook afb. 85. [N O, 23e; A 42 A , 27; Vds 111; Jan 145; N D, 22]
II-3
|
26526 |
lichten |
(de molen) fijner zetten:
fe̜jnǝr zɛtǝ (Q074p Kortessem),
(de molen) grover zetten:
grōvǝr zɛtǝ (Q074p Kortessem),
(de steen) lichten:
lixtǝ(n) (Q074p Kortessem),
zakken:
zakǝn (Q074p Kortessem)
|
De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144]
II-3
|