34246 |
melkafromer |
melkmachine:
mę.lǝkmǝšin (Q074p Kortessem)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkman:
miləkma.n (Q074p Kortessem)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
dauwdissel:
daudisel (Q074p Kortessem),
dōͅdīsəl (Q074p Kortessem),
doͅədīsəl (Q074p Kortessem),
dauwdistel:
daudisel (Q074p Kortessem),
doədiesel (Q074p Kortessem),
dóudiessel (Q074p Kortessem)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mɛlǝkǝ (Q074p Kortessem)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
melktanden:
mę.lǝktān (Q074p Kortessem)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34227 |
melkstoeltje |
bokstoel:
bokstu.u̯l (Q074p Kortessem)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
bijtertjes:
bieterkes (Q074p Kortessem)
|
[melk]tandjes
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zijgschotel:
zē̜xšoi̯tǝl (Q074p Kortessem)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33554 |
meloen |
meloen:
meloen (Q074p Kortessem)
|
I-7
|
20471 |
menstrueren |
weer bij de vodden ziten:
ze zit wier bè de vodde (Q074p Kortessem)
|
de maandstonden hebben
III-2-2
|