33484 |
plukken, van fruit |
plukken:
plùkke (Q074p Kortessem)
|
I-7
|
19425 |
poetsen, schoonmaken |
schoonmaken:
šoͅu̯nmōͅkə (Q074p Kortessem)
|
schoonmaken, kuisen [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18544 |
pofbroek |
smokkelbroek:
In de periode na de oorlog van 1940/44 was het de mode dat de jongens en ook jongere mannen een pofbroek droegen (of golfbroek in de boord van de broekspijpen was een elastiek bevestigd, de broekspijpen werden boven de kuiten vastgesnoerd en zo ontstond als het ware een ruimte om te smokkelen.
smoekkelbroek (Q074p Kortessem)
|
smokkelbroek
III-1-3
|
19418 |
poken |
keuteren:
keuteren (Q074p Kortessem)
|
in de kachel poken [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
22048 |
pokken |
pokken:
pokke (Q074p Kortessem)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: pokken, gezwellen op de huid, vooral de kop? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21437 |
politieagent |
police (fr.):
ene plise. (Q074p Kortessem)
|
Hoe heet << een politieagent >> ? [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
19482 |
pollepel |
potleper:
poͅtløpər (Q074p Kortessem)
|
pollepel [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
pommelee:
pǫmǝ`lęi̯ (Q074p Kortessem)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
19957 |
poort |
poort:
pō.t (Q074p Kortessem)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33796 |
poot |
poot:
pǫu̯t (Q074p Kortessem
[(mv pou̯tǝ)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|