29421 |
pottenbakker |
pottenbakker:
pǫtǝbɛkǝr (Q074p Kortessem)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
27074 |
praam |
praam:
prou̯m (Q074p Kortessem)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
23238 |
predikant: dominee |
dominee (<lat.):
Er bestaan hier geen protestanten, maar het woord dominee is bekend
dominee (Q074p Kortessem)
|
Protestansch predikant. [ZND 14 (1926)]
III-3-3
|
21006 |
prei |
poor:
puə.r (Q074p Kortessem)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22687 |
prent(je) |
beeld(je):
bieldsje (Q074p Kortessem),
bildjə (Q074p Kortessem),
ee(n) sjon bieltje (Q074p Kortessem),
ou= gelijk in goud maar kort (dus uitspraak ou)
ä šoun biltšə (Q074p Kortessem),
prent(je):
Ich spaor preintsjes va kerùirs.
preint(sje) (Q074p Kortessem)
|
Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] || Prent(je). || Prentje.
III-3-2
|
19333 |
pret, schik |
lol:
lo’l (Q074p Kortessem)
|
plezier
III-1-4
|
19334 |
pretmaker |
lolbroek:
lo’lbroek (Q074p Kortessem)
|
pleziermaker
III-1-4
|
19335 |
prettig |
plezierig:
plezierig (Q074p Kortessem)
|
plezierig
III-1-4
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
pri:is (Q074p Kortessem)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdrǭt (Q074p Kortessem)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|