32880 |
snede van het blad van de zeis |
het scherp:
het scherp (Q074p Kortessem),
snede:
snei̯ (Q074p Kortessem)
|
De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.]
I-3
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
snoͅwə (Q074p Kortessem),
ps. omgespeld volgens Frings.
snōͅwə (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem)
|
sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
22903 |
sneeuwman |
sneeuwman:
Sub snôuw: As de snôuw blif liegge koenne ve strak ne snôuman môke.
snôuwman (Q074p Kortessem)
|
Sneeuwman.
III-3-2
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
snaow (Q074p Kortessem),
snōͅw (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem)
|
sneeuw [RND], [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
33514 |
snijbonen |
snijbonen:
snijboenne (Q074p Kortessem)
|
I-7
|
30940 |
snijmes |
snijmes:
snijmes (Q074p Kortessem)
|
Lang mes met een recht blad en twee, vaak bolvormige, handvatten. Zie ook afb. 209. Het snijmes wordt gebruikt door diverse houtbewerkers zoals de timmerman, de stoeldraaier, de kuiper en de wagenmaker. De kuiper bewerkt er vooral de buitenkant van duigen mee, maar hij vormt er vaak ook de schuine buitenrand mee aan een vatbodem. Vgl. de woordtypen bodemmes en bodemsnijmes. De wagenmaker snijdt er spaken voor karwielen mee. Het eerste lid in het woordtype speekmes verwijst daarnaar. [N E, 13b; N E, 15; N E, 41; N G, 11a; N 33, 272; N 47, 12a; N 53, 76; A 32, 6; monogr.]
II-12
|
20590 |
snoepen |
smokkelen:
smugələ (Q074p Kortessem)
|
snoepen [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
17753 |
snor |
moustache (fr.):
moestasj (Q074p Kortessem)
|
snor
III-1-1
|
18025 |
snottebel |
snotbel:
snotbel (Q074p Kortessem)
|
snotter
III-1-2
|
18027 |
snotteren |
snuffen:
snoefe (Q074p Kortessem)
|
snotteren
III-1-2
|