17818 |
springen |
springen:
sprengə (Q074p Kortessem),
spreͅŋə (Q074p Kortessem),
springe (Q074p Kortessem)
|
springen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34055 |
springstier |
springduur:
sprɛ.ŋdȳr (Q074p Kortessem)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sproettele (Q074p Kortessem)
|
sproeten
III-1-1
|
17915 |
sprokkelen |
sprokkelen:
sprokkele (Q074p Kortessem)
|
sprokkelen
III-1-2
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sproute (Q074p Kortessem)
|
I-7
|
26423 |
staakijzer van de watermolen |
as:
ās (Q074p Kortessem),
lang ijzer:
lāŋk ęǝzǝr (Q074p Kortessem),
staakijzer:
stǭkęǝzǝr (Q074p Kortessem)
|
Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14]
II-3
|
17819 |
staan |
staan:
stoən (Q074p Kortessem)
|
staan [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
sta.t (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem)
|
Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-12, I-9
|
26406 |
staarten |
alpstaarten:
alǝpstɛt (Q074p Kortessem)
|
In de velg van het molenrad ingepende houten blokjes waartegen de schoepen zijn bevestigd. [Vds 70; Coe 64; Jan 73]
II-3
|
22008 |
staartprijs |
staartje:
es stetje (Q074p Kortessem)
|
een duif die bij de laatste winnaars geklasseerd is? [N 93 (1983)]
III-3-2
|