e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
springen springen: sprengə (Kortessem), spreͅŋə (Kortessem), springe (Kortessem) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
springstier springduur: sprɛ.ŋdȳr (Kortessem) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sproeten sproetelen: sproettele (Kortessem) sproeten III-1-1
sprokkelen sprokkelen: sprokkele (Kortessem) sprokkelen III-1-2
spruitkool, spruitje spruiten: sproute (Kortessem) I-7
staakijzer van de watermolen as: ās (Kortessem), lang ijzer: lāŋk ęǝzǝr (Kortessem), staakijzer: stǭkęǝzǝr (Kortessem) Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14] II-3
staan staan: stoən (Kortessem) staan [ZND 46 (1946)] III-1-2
staart staart: sta.t (Kortessem, ... ) Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-12, I-9
staarten alpstaarten: alǝpstɛt (Kortessem) In de velg van het molenrad ingepende houten blokjes waartegen de schoepen zijn bevestigd. [Vds 70; Coe 64; Jan 73] II-3
staartprijs staartje: es stetje (Kortessem) een duif die bij de laatste winnaars geklasseerd is? [N 93 (1983)] III-3-2