e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stɛsəl (Kortessem) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: stäsəl (Kortessem) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stī.bø̄y.gǝls (Kortessem) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stikken stikken: stikke (Kortessem) stikken III-1-2
stilstaan hou: hōu̯ (Kortessem), ju(j): jȳi̯ (Kortessem) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken stinken: stienke (Kortessem) stinken III-1-1
stinkende gouwe wrattenkruid: vrattekroüt (Kortessem) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stobbe kont: kō.nt (Kortessem), stomp: stū.mp (Kortessem) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoel stoel: stūl (Kortessem) stoel [ZND A2 (1940sq)] III-2-1
stoep trottoir: troͅtwar (Kortessem) stoep (voor het huis, langs de straat) [ZND B1 (1940sq)] III-3-1