e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenzwaluw, zwaluw zwalver: zwɛləvərs (Kortessem) zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
bof oorlap: oorlap (Kortessem) dikoor, bof III-1-2
bokking bokking: bøͅkiŋ (Kortessem) bokking (gerookte haring) [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
bollen rollen: rǫlǝ (Kortessem) Afgezaagde stukken boomstam die ongeveer de lengte van een duig hebben. Zie ook afb. 205 en het lemma ɛstuk boomstamɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager. Het afkorten wordt gedaan met behulp van de trek- of boomzaag. Zie ook het lemma ɛtrekzaagɛ, ɛboomzaagɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager.' [N E, 6b] II-12
bom, spon pon: pǫn (Kortessem) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bonenkruid kondsel: koeingel (Kortessem) I-7
bont als apart kledingstuk pels: ene pels (Kortessem) pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan zwart en blauw houwen: zwat ɛn blòu gəhòut (Kortessem) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bontmantel pelsen pit: sub pels.  pèlse pit (Kortessem) pelsmantel III-1-3
boog boog: boəg (Kortessem), bu.uch (Kortessem), meervoud  byych (Kortessem) boog [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2