20853 |
worst |
pens:
pɛns (Q074p Kortessem)
|
worst [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
25450 |
worst maken |
pens(en) maken:
pɛns mǭkǝ (Q074p Kortessem)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
De koùjounge zèn wier aon t wòstele: De rakkers zijn weer aan t worstelen.
wò`stele (Q074p Kortessem),
wrusselen:
De koùjounge zèn wier aon t froussele: De kwajongens zijn weer aan t worstelen.
froussele (Q074p Kortessem)
|
Worstelen.
III-3-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫtǝl (Q074p Kortessem)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
19159 |
wreed |
wreed:
vreid (Q074p Kortessem)
|
wreed
III-1-4
|
17679 |
wreef |
striksel:
striksel (Q074p Kortessem),
wreef:
vrijf (Q074p Kortessem)
|
wreef
III-1-1
|
18436 |
wreef [wld ii.10, p. 23-24] |
wreef:
b.v. de sjóen pitse mich p men vrijf.
vrijf (Q074p Kortessem)
|
wreef
III-1-3
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrijve (Q074p Kortessem),
vrävə (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem)
|
wrijven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vreͅngə (Q074p Kortessem),
vreͅŋə (Q074p Kortessem),
vringe (Q074p Kortessem)
|
wringen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
wroelen:
vrulle (Q074p Kortessem),
vryi̯lǝ (Q074p Kortessem)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten
I-12, III-1-2
|