e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijwand mouwen: mǫu̯ǝ (Kortessem) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zilveren bruiloft zilveren bruiloft: zilvere bróulof (Kortessem) zilveren bruiloft III-2-2
zingen zingen: zeinge (Kortessem), zenge (Kortessem, ... ) III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || Zingen. III-3-2
zitbank bank: baŋk (Kortessem, ... ) bank [ZND A1 (1940sq)], [ZND A2 (1940sq)] III-2-1
zitplaats van de duif huis: haos (Kortessem) de zitplaats van de duif? [N 93 (1983)] III-3-2
zo arm als ... zo arm als job: joͅp (Kortessem) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1
zo eenvoudig als ... zo simpel als goedendag: zu simpəl as guiən dōx (Kortessem), zo simpel als het groot is: zu simpəl as t growt is (Kortessem), zo simpel als het kan zijn: zu simpəl as t kan zäən (Kortessem), zo simpel als iet: zu simpəl as eit (Kortessem), zo simpel als n en twee drie is: zoe(w) simpel as een en twie drie es (Kortessem) Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)] III-1-4
zoethout zoethout: zyi̯thoͅt (Kortessem) zoethout [ZND B1 (1940sq)] III-2-3
zolder zolder: zoͅldər (Kortessem) zolder [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
zolder boven de dorsvloer sinkel: seŋkǝl (Kortessem), seŋǝl (Kortessem) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6