e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwak, slap zwak: zwoôk (Kortessem) Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). III-1-1
zweefmolen zwikjes (mv.): Hèt dje al inne zwikskes gezeëte?: Hebt ge al in de zweefmolen gezeten?  zwikskes (Kortessem) Zwiermolen. III-3-2
zweep smet: smęt (Kortessem) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweer zweer: zweër (Kortessem) zweer III-1-2
zwellen zwellen: zwelle (Kortessem), zweͅlə (Kortessem) zwellen [ZND 25 (1937)] III-1-2
zwemmen zwemmen: zwömən (Kortessem), zwùmme (Kortessem) zwemmen [RND] || Zwemmen. III-3-2
zwenghout, spoorstok koppel: kǫpǝl (Kortessem  [(incl de stengen)]  ) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zweren een eed doen op: ich wil t er n ei op doewn (Kortessem), zijn eed doen op: ich wil menən eͅid trop duən (Kortessem), ich wil meͅnən äjt troͅp dūn (Kortessem) Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)] III-3-1
zweren, etteren zweren: dei won zal zwieëren (Kortessem), dei woͅn zal zwiərə (Kortessem), də woͅn zal zwiərə (Kortessem) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛ.rǝm (Kortessem) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6