30534 |
dakgoot |
kandel:
kǫjŋǝl (Q074p Kortessem)
|
Zie kaart. Horizontaal afvoerkanaal dat onder een dakrand wordt aangebracht om het van het dak stromende regenwater af te voeren, hetzij onmiddellijk via een spuier, hetzij door een in de aardbodem uitmondende gootpijp. Met de term 'Keulse goot' (L 387) wordt een goot aangeduid die niet buiten het muurvlak uitsteekt, maar op de muurplaat rust. In S 11 en L 1 a-m werd in het algemeen gevraagd naar ø̄gootø̄. In dit lemma zijn uit dit materiaal alleen die antwoorden opgenomen, waarbij door de invuller werd vermeld dat het specifiek de benaming voor een dakgoot betrof. [N 64, 148a; N 54, 185a; L 24, 23a; L B1, 159a; R 14, 23j2; monogr.; Vld; div.; S 11; L 1a-m]
II-9
|
30522 |
daklei |
schalie:
šő̜̄l (Q074p Kortessem
[(meervoud: ɛšő̜̄lǝɛ)]
)
|
Zie kaart. Tot een dun plaatje gekloofde leisteen dat als dakbedekking wordt gebruikt. De vorm van de dakleien is langwerpig, geheel rechthoekig, met één of meer afgesnuite hoeken, of aan één einde halfrond. De afmeting ervan varieert van 26x14 cm voor een Franse, tot 61x36 cm voor een Engelse lei. De dikte bedraagt tussen 2,5 en 8 mm. ø̄De Belgische lei - Maaslei - is donkerblauw en goed bestand tegen het weêr. De Duitsche leien - Rijn- en Moezellei - zijn eveneens blauw, taai en dik, maar worden op den duur iets zachter; de Moezelleien springen in strenge winters wel. Onder de Fransche leien onderscheidt men die van Rimogne (blauw of groen), Fumay (rood of paars) en Delville (groen); vooral die van Fumay en Rimogne zijn zeer duurzaam. De Engelsche leien zijn in 't algemeen vaster en harder dan die van het vasteland, roodachtig of paars, ook wel blauw; deze zijn de beste.ø̄ (Zwiers II, pag. 15). [N 32, 49b; N 64, 156c; N 79, 5; L 37, 26a; Gi 2, 47; monogr.; Vld; div.]
II-9
|
22165 |
dakpan met opening om een duif doorgang te verlenen |
kotpan:
koetpon (Q074p Kortessem)
|
Hoe heet een dakpan met opening om een duif doorgang te verlenen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24915 |
dal, vallei |
zonk:
Vb. doù wes n heil zounk inne baon (er was n verzakking in de weg). Note: "De zounk"was vroeger n laagte aan de linkerzijde van de Tongersesteenweg, vlak voor de Winterbeek. Toen de mensen die daar woonden, een huis bouwden in de Dorpsstraat, hebben ze de naam meegebracht en behouden: "déi vanne zounk".
zounk (Q074p Kortessem)
|
zonk
III-4-4
|
21172 |
dam |
dam:
damp (Q074p Kortessem)
|
Hoe noemt men in uw dialect een dijkje dat men in een beek maakt om het water op de houden? [ZND 48 (1954)]
III-3-1
|
18706 |
damesblouse |
basquine (fr.):
Et. Fr. basquine.
baskin (Q074p Kortessem)
|
bloes, mooie zondagse bloes voor dames, opgesmukt met pareltjes en tierlantijntjes
III-1-3
|
18263 |
damesmantel |
mantel:
b.v. pelse mantel >< swerdosse mantel.
mantel (Q074p Kortessem)
|
mantel
III-1-3
|
24984 |
damp, stoom |
dwasem:
Vb. ich hùb mich verbjand aonnen dwaosem vanne móer (ik heb mij verbrand aan de waterdamp van de waterketel).
dwaosem (Q074p Kortessem)
|
wasem, damp
III-4-4
|
25453 |
darmen met worstvlees vullen |
pensen maken:
[pensen] mǭkǝ (Q074p Kortessem)
|
Het kleingemaakte vlees en vet in de schoongemaakte darmen doen. Dit kan gebeuren door het vlees en vet met de duim door een trechter in de over de tuit van de trechter ge-schoven darm te duwen. Men gebruikt hiertoe ook wel een koeiehoren waarvan de punt is verwijderd. Moderner is het gebruik van een aanzetstuk op de worstmolen: over dit holle aanzetstuk wordt de darm geschoven; het vlees worden bovenin de molen gedaan en door de buis in de darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''worst maken''. Een object "darmen", "vlees", "pensen", "worst" e.a. wordt niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 119; monogr.]
II-1
|
25452 |
darmen schoonmaken |
darmen schrabben:
[darmen] sxrabǝ (Q074p Kortessem)
|
De darmen die als omhulsel voor de worst gebruikt worden, worden eerst leeggeperst. Daarna worden ze verder schoongemaakt door ze binnenste buiten te keren en ze met al dan niet zout water af te wassen, of door het resterende vuil weg te krabben. Meestal worden de darmen vervolgens uitgekookt. Het object "darmen" is niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 117; monogr.]
II-1
|