e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de scharen van de ploeg schulpen: sxø̜.lǝpǝ (Kortessem) De in dit lemma verzamelde termen, die op één na alle meervoudsvormen zijn, kunnen behalve voor de scharen van een wentelploeg ook gebruikt worden als verzamelnaam voor de werkende delen van de ploeg of voor de onderdelen van de combinatie waartoe ook schaar en riester behoren. [N 11, 30 add.; N 11A, 85e + f; div.; monogr.] I-1
de stal uitmesten uitmesten: ōǝ.tmęi̯.stǝ (Kortessem) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de voor het spel uitgekozen duif in een mand stoppen inkorven: einkerve (Kortessem) de voor het spel uitgekozen duif op het hok in een mand stoppen? [N 93 (1983)] III-3-2
de was bleken bleken: bleeke (Kortessem), blēkə (Kortessem), bläken (Kortessem) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de was doen (het) lijnwaad wassen: ət lēͅvət wāsə (Kortessem) het linnen wassen [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
de was mangelen mangelen: maŋələ (Kortessem) mangelen [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen drijven: drē̜ǝ.vǝ (Kortessem) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg deeg: deig (Kortessem), dei̯x (Kortessem), deͅjg (Kortessem), dèg (Kortessem) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
deftig deftig: deftig (Kortessem) deftig III-1-4
deken sarge: sōͅdə (Kortessem) deken [ZND A1 (1940sq)] III-2-1