e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
franje fronjel: fraoingel (Kortessem) franje III-1-3
fruit slechte kwaliteit rebut (fr.): rebuj (Kortessem) I-7
fruit, ooft fruit: freut (Kortessem) I-7
fruitboom fruitboom: freutboum (Kortessem) I-7
futloze jongen sukkelaar: ne sugelier (Kortessem), sul: dat is ne sul (Kortessem) Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)] III-1-4
gaffel spits: de spits (Kortessem) Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)] III-3-2
galopperen viervoetig lopen: vīrvȳtex lǫu̯pǝ (Kortessem) De galop is een drie-tempogang. Het paard beweegt met lange, gelijkmatige passen en leidt met één van de voorbenen. Beginnend met het rechter voorbeen gaat het als volgt verder: links achter (linker diagonaal), rechts achter en links voor, gevolgd door een zweefmoment. Bij het grootste aantal paarden hoort men drie hoefslagen (zie drieslag), waarbij de nederzetting van de twee voeten overkruis geschiedt. Enkel bij de galop van zeer goed gedresseerde man√®gepaarden worden de vier hoefslagen gehoord. Dit laatste heeft niets te maken met "vierkappens, vierklauwens of viervoetig lopen", wat "snel lopen" betekent. Zie afbeelding 10. [JG 1b; N 8, 20, 81c, 81d, 81e en 81f] I-9
gang gang: gaŋk (Kortessem, ... ), nere: niərə (Kortessem) gang [ZND 01 (1922)], [ZND A1 (1940sq)] || huisgang (waarlangs men binnentreedt) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
gans gans: gās (Kortessem) [A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.] I-12
gansrijden gansrijden: Een soortgelijk spel als het gáaskappe.  gáasrijë (Kortessem), ganstrekken: Sub gáasrijë: Het gáaskappe en gáasrijë gebeurde soms ook met de hand en opdat de eerste de beste niet zou slagen, werd de nek van het dier met bruine zeep ingesmeerd, men noemde deze variant: gáastrekke.  gáastrekke (Kortessem) Gansrijden. || Ganstrekken. III-3-2