e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haverkist, hakselkist haverkist: [haver]kī.s (Kortessem) De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
haverpletter plettermolen: plɛtǝr[molen] (Kortessem) Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250] II-3
hazelaar hazelstruik: hoəzəlstrōk (Kortessem), notenstruik: neutestraek (Kortessem) hazelstruik [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazelnoot: haizelneut (Kortessem), hoəzəlneut (Kortessem) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3
heen en weer (bewegen) navette (fr.): Vb. Djang wèrk in Lùik, héë dut allen doòg de navet (Jan werkt in Luik, hij reist iedere dag heen-en-weer).  navet (Kortessem), over en weer: Vb. de bal goenk sjoun euver en wier, ma doù wes ge gevaor vörre gool (de bal werd mooi heen-en-weer gespeeld, maar er was geen doelgevaar).  euver en wier (Kortessem) heen-en-weer III-4-4
heer heer: he:ər (Kortessem) heer [RND] III-3-1
hees, schor hees: hees (Kortessem), hēs (Kortessem) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
heet, hitsig lopig: løͅijpex (Kortessem) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
hefboom handboom: hānt˱bōm (Kortessem) Hefboom waarmee de sluis omhoog wordt getrokken wanneer het sluisijzer voorzien is van gaten. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 46; Jan 41; Coe 27; Grof 61] II-3
hekel hekel: hēkǝl (Kortessem) Plank met rechtop staande pinnen waar het vlas doorheen wordt getrokken. [L 1, a-m; L 26, 30; monogr.] I-5