33617 |
appel, algemeen |
appel:
appel (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem,
Q074p Kortessem),
appəl (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)]
I-7
|
20638 |
appelbol |
beignet (fr.):
beͅjnjeͅ (Q074p Kortessem),
bɛi̯njɛs (Q074p Kortessem)
|
appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)] || appelen waarrond men deeg doet en die dan in de oven gebakken worden [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
33494 |
appelboom |
appelenboom:
appeleboum (Q074p Kortessem)
|
I-7
|
20698 |
appelmoes |
compte:
koͅmpoͅt (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem)
|
appelmoes [ZND 32 (1939)], [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
holza:
opm. indien omgespeld volgens Frings: z = ?
hoͅlza (Q074p Kortessem)
|
een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
33100 |
aren lezen |
aren lezen:
ǫǝrǝ lēzǝ (Q074p Kortessem),
oogsten:
ustǝ(n) (Q074p Kortessem)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
haak:
hōǝk (Q074p Kortessem)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
armband:
eͅrmbant (Q074p Kortessem),
bracelet (fr.):
brazəleͅt (Q074p Kortessem)
|
armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
ɛnən ɛrəmə mins (Q074p Kortessem)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21489 |
armoede |
armoede:
eͅrəmuj (Q074p Kortessem)
|
armoede [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|