25457 |
spekhaak |
vleeshaak:
vlęjshøk (Q011a Kotem)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
25442 |
te snel verwerkt |
kwapsachtig:
kwapsęxtix (Q011a Kotem)
|
Het slachtvee moet, nadat het is gedood en uitgeslacht, een poos besterven. Pas als het vlees door en door koud is geworden kan het verwerkt worden. Doet men dit eerder, dan is de smaak van het vlees minder en bederft het veel sneller. Bovendien laat niet afgekoeld vlees zich veel moeilijker snijden dan koud vlees, dat immers steviger is. [N 28, 96; monogr.]
II-1
|
34319 |
varkenshaar |
haren (mv.):
hǫɛrǝn (Q011a Kotem)
|
De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.]
I-12
|
25385 |
vaste bloedmassa |
klonteren:
klyntǝrǝn (Q011a Kotem)
|
In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.]
II-1
|
25362 |
verdoven |
verdoven:
vǝrdǭvǝn (Q011a Kotem),
voor de kop houwen:
vōr dɛ kǫp hǫwn (Q011a Kotem)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
25446 |
vlees conserveren |
inzouten:
inzǫwtǝn (Q011a Kotem)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
25458 |
vleesmolen |
vleesmolen:
vlęjsmōlǝn (Q011a Kotem)
|
Met de hand bediend molentje dat het vlees tot worstvlees kleinmaalt. Het gemalen vlees wordt door een buisje in de hierover geschoven, schoongemaakte darm geperst. [N 28, 116; N 28, 114; monogr.]
II-1
|
17747 |
voorhoofd |
kop:
də ōͅjərs van zənə koͅp (Q011a Kotem)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
25450 |
worst maken |
worst(en) maken:
wōs mākǝn (Q011a Kotem)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
malen:
mālǝn (Q011a Kotem)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|