e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kozen

Overzicht

Gevonden: 1014
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breinaald strikijzer: strikijzers (Kozen) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
breuk breuk: breuk (Kozen) hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
briesen pruisen: prø̜̄ǝ.sǝ (Kozen) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: bryi̯ǝ (Kozen), bryǝ (Kozen) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedziek broedkarig: brūi̯.tkǭrex (Kozen) Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.] I-12
broek: algemeen broek: broek (Kozen), brouk (Kozen) broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] III-1-3
brompot grommelpot: gr mmelpot (Kozen) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bromtol muziekdop: məziekdop (Kozen, ... ) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)] III-3-2
bronstig breustig: brø̄u̯.stex (Kozen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig, van merries heet: hęi̯t (Kozen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9