e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kozen

Overzicht

Gevonden: 1014
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korst leste korst: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  leestə koast (Kozen), voorste korstje: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  jostə kuiskə (Kozen) eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)] III-2-3
kortademig dempig: dempig (Kozen) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte broek korte broek: kerte broek (Kozen) korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kǫtmiǝl (Kozen) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kotelet, ribstuk kotelet: kotə’leͅtə (Kozen) koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kous: algemeen kous: kous (Kozen), kôs (Kozen) kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] III-1-3
kouter kouter: kō.tǝr (Kozen), kǫltǝr (Kozen) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraan van de metalen gierton kraan: krǭǝ.n (Kozen) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kraanvogel krienekraan: krienekraon (Kozen), krīnəkrōͅn (Kozen), kroenekraan: krioenekranen (Kozen) kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] III-4-1
krant gazet (<fr.): gazet (Kozen), gəzĕt (Kozen) krant [ZND 17 (1935)] III-3-1