20514 |
leverworst |
leverpens:
leverpêns (P118p Kozen),
witte pens:
wetə pɛ̄.ns (P118p Kozen)
|
leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
e lee(ii)t (P118p Kozen),
liedje:
leetsje (P118p Kozen)
|
lied [GTRP (1980-1995)] || liedje [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
17647 |
lies |
liest:
list (P118p Kozen),
lijst:
lē̜ǝ.st (P118p Kozen)
|
De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12, I-9
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lievevrouwbeestje:
ook in ZND 16, 006
levroobeske (P118p Kozen),
onzelievevrouwbeestje:
ook in ZND 16, 006
ozelievevrōwbiske (P118p Kozen),
vrouwbeestje:
ook in ZND 16, 006
vrouwbeske (P118p Kozen)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
24567 |
lijsterbes |
spikken:
spikken (P118p Kozen)
|
lijsterbes (Sobus aucuparia) [Lk 04 (1953)]
III-4-3
|
17617 |
lip |
lip:
løp (P118p Kozen)
|
Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (P118p Kozen)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
17817 |
lopen |
lopen:
lő̜u̯pǝ (P118p Kozen)
|
Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9
|
19619 |
lucifer |
kretsje:
krɛtskə (P118p Kozen, ...
P118p Kozen,
P118p Kozen,
P118p Kozen),
stekje:
steiekske (P118p Kozen, ...
P118p Kozen,
P118p Kozen),
stɛkskə (P118p Kozen, ...
P118p Kozen,
P118p Kozen,
P118p Kozen)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
31582 |
luns |
leun:
lø̜jn (P118p Kozen)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|