e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kozen

Overzicht

Gevonden: 1014
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijshout, bonenstaak boonstaak: boeu̯nstaak (Kozen) [ZND 23 (1937)] I-7
rijzadel rijzadel: rē̜ǝ.zǭǝl (Kozen) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10
rijzen, uit de aren vallen builen: bø̜i̯lǝ (Kozen) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
ring ring: nenrrEngk--S (Kozen) ring [GTP] III-1-3
ringen vingeren: veŋǝrǝ (Kozen) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12
ringen, randen verwijderen van peulvruchten de ringen/randen afdoen: də reͅŋ ōͅ.vdoͅn (Kozen) [Goossens 1b (1960)] I-7
rode aalbes rode sint-jansberen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  rooi sint-jansberen (Kozen), sint-jansberen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  sint-tchanbeer (Kozen) aalbes [ZND 01 (1922)] || rode aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
rode biet biet: bit (Kozen), rose biet: rōzǝ bit (Kozen) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode kool rode kool: roi keul (Kozen), roy køͅyl (Kozen), rui kyl (Kozen) Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)] I-7
roep- en lokwoord voor de eend wiet, wiet, wiet: wīt, wīt, wīt (Kozen) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12